Een honingbij maakt gebruik van een door een hommel gemaakt gaatje in de buis van de bloem van de akelei.
Een honingbij maakt gebruik van een door een hommel gemaakt gaatje in de buis van de bloem van de akelei. Foto: Jasper Klapwijk

Nectarroof

Algemeen Pareltjes van de Heemtuin

In deze rubriek belicht heemtuinbeheerder Jasper Klapwijk steeds een ander pareltje van de Leiderdorpse heemtuin.

Akeleien zijn mooie planten die ook veel in siertuinen worden gebruikt. In het tuincentrum kun je ze in allerlei kleuren en vormen kopen. In onze heemtuin groeit de inheemse wilde akelei (Aquilegia vulgaris). De eerste bloemen zie je vaak al in mei, en ze blijven tot en met juli verschijnen. Als je de bloemen van dichtbij bekijkt, kun je zien dat er bovenin de bloembuis vaak kleine gaatjes zitten, een teken van ‘nectarroof’.

De nectar van akeleien is namelijk niet makkelijk te bereiken; het ligt vrij diep in de buis van de bloem. Voor hommelsoorten met een korte tong, zoals bijvoorbeeld de weide- en aardhommel, is de gewilde nectar hierdoor onbereikbaar. Om toch bij de nectar te komen doen ze iets slims: ze bijten kleine gaatjes bovenin de buis van de bloem. Door zo in te breken kunnen ze toch bij de nectar van de bloem. Als een hommel deze gaatjes eenmaal heeft gemaakt, maken ook andere insecten al snel gebruik van deze makkelijke ingang. Het duurt niet lang voordat ook wilde bijen, zweefvliegen, kevers en honingbijen de sluipweg hebben gevonden.

Nectarroof is niet zonder gevolgen: insecten vliegen niet meer langs de stampers en meeldraden van de bloem, waardoor de bloemen niet worden bestoven. Voor bestuiving zijn de planten dus afhankelijk van de insecten die netjes de gebruikelijke route nemen.


Afbeelding

Uit de krant