Afbeelding
Foto:

BEPPEN BIJ EEN BAKKIE


Zangduo

‘Mijn man kan kunstfluiten,’ vertelt de vrouw met wie ik uit de lift stap. Voor ieder ander zou dit een wenkbrauwfronsende mededeling zijn, voor mij niet.

Hoe komt dat? Een jaar of zo terug stapte ik in de lift en die mevrouw neuriede Alle duiven op de Dam. Nou ken ik veel liedjes, dus zong ik spontaan mee. Het klikte meteen tussen ons. Sindsdien wanneer ik haar tegenkom, begint ze bij voorbeeld Spiegelbeeld te zingen en haak ik in. Marina? Geen probleem, we schallen het wijsje tweestemmig of het niets is. Het dorp, Jij bent voor mij een schilderij, Zoek de zon op, Ayaya Maria, wij zijn niet voor een gat te vangen. Wanneer ze voorbijfietst, groet ze mij zingend: Spring maar achterop. Ik draai het raampje van mijn auto naar beneden en zing haar toe met: ’n ongeluk gehad met m’n autootje. Het kan gebeuren dat wij gelijktijdig de flat verlaten, goed bij stem zijn en na een 1-2-3 Alles kan ’n mens gelukkig maken aanheffen. Wanneer buren lachend blijven staan, gaan we probleemloos over op Tulpen uit Amsterdam.

Zo hebben wij een heel repertoire opgebouwd. Wij zijn van plan, zodra die ellendige Corona voorbij is, een lijst van liedjes samen te stellen. Wie weet kunnen we hier of daar optreden, een beetje plezier brengen, zingen is als een medicijn. Liedjes van Toon Hermans, Louis Davids en De Jordaan, iedereen kent ze.

Maar wat zou zij bedoelen met ‘Mijn man kan kunstfluiten'? Is dat een verkapte uitnodiging om hem met ons te laten optreden? Wat speelt er? Haar man met z’n vingers in zijn mond, die spetterend Kleine vogel fluit. Daar moet ik goed over nadenken. Straks wil De Zangeres, zoals ik haar noem, zichzelf op de banjo of ukelele begeleiden. Dan draait het uit op Laat me alleen, ben ik bang.