Zoek de boomkruiper! | Foto: Tineke Sommeling. Inzet foto: The Royal Society for the Protection of Birds (RSPB)
Zoek de boomkruiper! | Foto: Tineke Sommeling. Inzet foto: The Royal Society for the Protection of Birds (RSPB) Foto: Picasa

Boomkruiper: een kieskeurige eter

Als Koning Winter zijn mantel van sneeuw en ijs heeft omgeslagen en zijn barre kou op ons loslaat, slaan vele bosvogels op de vlucht naar onze tuinen en balkons. Daar vindt vrijwel elke vogel wel een spekje voor zijn bekje in de vorm van zaad, pinda’s, havermout, rozijnen en vetbollen.

Zo niet de boomkruiper. Dit bosvogeltje van ca. twaalf centimeter groot is dusdanig aangepast aan een leven tussen en op vooral oudere bomen (die overigens ook gewoon in een park of tuin in groene wijken kunnen staan), dat hij gewoonweg niet het juiste ‘bestek’ heeft om het in tuinen aangeboden voer te kunnen eten. Slechts in uiterste nood kan hij wat kleine zaadjes aan.

Zijn ragfijne, omlaag gebogen snavel is gemaakt voor meer exquise hapjes dan de gewone Hollandse pot op de voedertafel. Met dit precisie-instrument peutert hij vooral spinnetjes, insecten en hun eitjes en larven tussen de boomschors uit. In de winter is dit soort voedsel lastig verkrijgbaar en wegtrekken kan hij niet. In strenge winters hebben boomkruipers het dan ook moeilijk. Dan helpt het zelfs niet om, voor de broodnodige warmte, met zijn tienen of nog meer in holletjes en onder uitstekende dakdelen bij elkaar gekropen, de nachten door te brengen. Veel boomkruipers sterven dan.

Toch blijft hun aantal op peil, wellicht ook doordat in het voorjaar in elk nestje wel vijf tot zeven eitjes komen te liggen. Die nestjes bouwen ze van takjes, grashalmen, mos, haren en veertjes in een boomspleet, achter losse boombast, in klimop of een ondiepe holte in een gebouw. Bovendien broeden ze vaak twee keer per jaar.

Ook voedsel zoeken doet de boomkruiper op zijn eigen wijze. Vliegensvlug met af en toe een sprongetje, bijna als een muis, klimt hij spiraalsgewijs tegen een ruwe stam aan naar boven, prachtig gecamoufleerd in zijn bruin-met-lichte vlekken gekleurde verenpak. Hij is zo gebouwd dat hij alleen omhóóg kan klimmen, maar dat gaat dan ook gesmeerd, met zijn van drie korte voortenen en één korte, sterke achternagel voorziene pootjes en de lange, stugge staart die hem steunt. Boven aangekomen vliegt hij weer naar beneden, landt op een andere boom en herhaalt daar de tocht omhoog.

Het is vooral tijdens deze klimpartijen dat we de boomkruiper in de smiezen krijgen. Boomkruipers komen algemeen voor in Nederland. Dat je ze niet zo veel ziet, komt eigenlijk vooral door hun schutkleuren. Ze vallen alleen op wanneer ze in beweging zijn. En vaak hebben zij ons dan eerder in de gaten dan andersom, zodat ze zich stil houden tegen de stam.

De boomkruiper is een honkvaste standvogel, een echte ‘huismus’ eigenlijk , die maar zelden ver buiten zijn broedgebied komt. Vanaf februari is hun hoge, ijle liedje weer te horen. Wie dit geluid kent zal meer boomkruipers ontdekken dan wie ze alleen op zicht zoekt!


Door: Tineke Sommeling