De Dorpskerk.
De Dorpskerk. Foto: PR

Kerkgangers en de dominee

Kijkje n Jeremias Hollebeek was een beeldbepalende dominee van de Leiderdorpse kerk uit de achttiende eeuw. Hij zou er twintig jaar op de kansel staan, totdat hij gedwongen moest stoppen met werken. Het boek dat Hollebeek vervolgens uitbracht, geeft een vermoeden hoe hij over zijn gemeenteleden dacht. We nemen een kijkje in het geloofsleven in de Leiderdorpse kerk op het moment dat de Dorpskerk een eeuw geleden herbouwd is.

Domineeszoon Jeremias Hollebeek werd in 1689 in Leiden geboren. In 1720 krijgt hij het verzoek van de kerkeraad van Leiderdorp om hun predikant te worden en neemt hij het beroep aan. Er zijn dan zo’n 350 lidmaten. Dat zijn volwassenen die belijdenis van hun geloof hebben gedaan. Met hun (niet meegetelde) kinderen zaten zij iedere zondag in de Leiderdorpse kerk. Er werd gebeden, gedoopt, getrouwd en gerouwd en het heilig avondmaal gevierd.

Het aantal kerkleden steeg blijkbaar in de loop der eeuwen. De herbouw van de kerk was in 1620 begonnen en bij de eerste bewaarde telling, uit 1634, waren er 129 lidmaten geweest. Op het niveau van 350 bleef het ongeveer tot begin 1800. In de negentiende eeuw steeg het aantal lidmaten naar bijna 600. Als in de twintigste eeuw het inwonertal van Leiderdorp nog sneller toeneemt, stijgen in 1930 de lidmatenaantallen richting 900.


Zorg voor de kudde

Het heilig avondmaal wordt enkele keren per jaar gehouden. Het is een symbolische maaltijd, waarbij kerkgangers in de dienst aan tafel gaan en een stukje brood en een slok wijn krijgen als herinnering aan het laatste avondmaal dat Jezus vierde met zijn helpers. In de periode vóór het avondmaal gaan de predikant en een ouderling bij iedereen op huisbezoek. Lidmaten die verkeerd bezig zijn, mogen niet aan tafel gaan. Die censuur kon soms wel jarenlang duren, zoals rond 1731 bij Maartje Pieters van Velsen. Dominee Hollebeek liet haar niet toe aan het avondmaal vanwege ‘hoererij’ en het hebben van een onecht kind. Dat Maartje geen enkel berouw toonde, hielp ook niet mee. Hollebeek had best wat met zijn kerkgangers te stellen en de kerkeraadsnotulen die hij bijhield laten zich lezen als een roman. Zo kreeg hij, toen hij net in functie was, op een avond in 1721 een brief van zes lidmaten. Zij wilden voorkomen dat Dirk van Zuijen tot ouderling werd benoemd. Van Zuijen zou geld gestolen hebben bij de verkoop van een polder te Zoeterwoude in 1713 en 1714 en hij had één van hen enige jaren geleden met een stok geslagen. De bevestiging van Dirk van Zuijen gaat aanvankelijk niet door. Later blijkt dat er een vonnis is geweest in deze kwestie van de Hoogheemraad van Rijnland en dat het geld (90 gulden) is teruggegeven. Daarnaast weerspreekt hij alles. Na een verzoening in de consistorie van de kerk wordt in de dienst van 14 april 1721 Van Zuijen tot ouderling bevestigd.


De smoor in

In 1734 gebeurde er iets waarover dominee Hollebeek zwaar de smoor in had. Dat resulteerde in een naschrift in de kerkeraadsnotulen: "NB. Tot mijn verdediging voor het nakomende geslagt". Zodoende kunnen wij bijna drie eeuwen later meelezen wat er aan de hand was. De Leidse burgemeesters hadden het voor het zeggen in Leiderdorp, nadat de stad de Leiderdorpse ambachtsheerlijkheid had gekocht in 1582. De kerkeraad had van oudsher het recht om een nieuwe schoolmeester te benoemen. Nadat op 29 juli 1734 de oude schoolmeester Isaac Pater stierf, meende de schout opeens dat hij ook bij de ‘kiescommissie’ behoorde om de opvolging te regelen. Toen de kerkeraad met dit probleem naar de ambachtsheren ging, bleek dat ze zichzelf ongewild dieper in de nesten werkten. De Leidse heren wilden eveneens mee vergaderen en vooral meebeslissen. De keuze van de kerkeraad, Maarten Klinkenberg uit Noordwijk, blijkt echter niet in het straatje te passen. De Leidse ambachtsheren willen de nummer twee, schoolmeester van Sassenheim Teunis van Arlen! Zij beweren nu ook (ten onrechte) dat de kerkeraad geen kiesrecht zou hebben, maar uitsluitend drie personen mocht voorstellen, waaruit de ambachtsheren kozen.


'Tot mijn verdediging voor het nakomende geslagt'

Zo raakt de Leiderdorpse kerkeraad in 1734 het benoemingsrecht van de schoolmeester kwijt en schrijft dominee Hollebeek een verantwoording, dat hij tot zijn uiterste vermogen geijverd heeft, maar dat hij uiteindelijk heeft "berust, en gehoorsaemt gelijk mijn pligt was".


Zwakke gezondheid

Jeremias Hollebeek gaat op 19 juni 1740 al op 51-jarige leeftijd met emeritaat, dus met pensioen, vanwege zijn kwetsbare gezondheid. Tijdens diensten waarin hij voorgaat, heeft hij last van duizelingen en toevallen. Hollebeek verveelt zich niet. Hij schrijft "Den tragen kerkganger”, hetgeen doet vermoeden hoe Jeremias over zijn Leiderdorpse kerkgangers dacht. Ondanks zijn slechte gezondheid werd hij 86 jaar oud. Op 14 januari 1775 werd Hollebeek begraven in de consistorie van de Leiderdorpse kerk. Begraven in die grafkelder was voorbehouden aan Leiderdorpse predikanten en hun gezin. (Voor de exacte bronverwijzingen zie het boek '400 jaar Dorpskerk'.)

De Dorpskerk op een schets van Hendrik Tavenier uit 1783, dus 43 jaar na het afscheid van dominee Hollebeek. Collectie Erfgoed Leiden.
Titelblad van ‘Den tragen kerkganger’, een publicatie van Jeremias Hollebeek uit 1746. Privécollectie Haro Hielkema.