Gerard van Velzen op zijn trouwdag.
Gerard van Velzen op zijn trouwdag. Foto: PR

Herinneringen aan WOII

Het is nu 2020 en dus 75 jaar geleden dat de Tweede Wereldoorlog werd beëindigd. In Nederland gebeurde dat in mei 1945, in voormalig Nederlands Indië, het tegenwoordige Indonesië, in augustus 1945.

Nog meer dan in voorgaande jaren komen bij overlevenden herinneringen uit die donkere periode weer naar boven. Natuurlijk, herinneringen zijn gebeurtenissen opgeslagen in de sluiers van het verleden en aangevreten door de tijd. Maar zij blijven buitengewoon waardevol. Niet alleen voor hen die moeten leven met die herinneringen, maar juist ook voor ieder ander om te leren voor de toekomst.


Het is met deze intentie, dat ik een aantal Leiderdorpers heb gevraagd hun herinneringen aan de oorlog te delen. Tot half augustus verschijnt om de week een van hun verhalen in deze krant. Ik heb ze kunnen – of misschien moet ik zeggen: mogen – optekenen mede dankzij de tussenkomst van Annelen van Wetten, die activiteitenbegeleidster van verschillende van deze senioren is en hen heeft weten te bewegen met mij over deze donkere tijd te praten. Hieronder het verhaal van Gerard van Velzen (1938), die vertelt hoe zijn gezin probeerde te overleven in de laatste oorlogsjaren.

                        Emile Snell

Wakker gemaakt worden door een paard

Gerard van Velzen woont al bijna zijn hele leven in Leiderdorp. Hij is weliswaar in 1938 geboren in Leiden en heeft daarna één jaar gewoond in de Weipoort (Zoeterwoude), maar sinds 1939 is Leiderdorp zijn thuis. Als je bij hem binnenkomt, is het eerste wat opvalt een grote prijzenkast vol bekers en medailles. De meeste gewonnen op tentoonstellingen met zijn duiven. Maar er zijn ook met hardlopen en schaatsen gewonnen prijzen.


Het gezin waar Gerard deel van uitmaakte, woonde gedurende de oorlogsjaren aan de Achthovener weg langs het Jaagpad. De familie telde behalve vader en moeder en Gerard zelf, ook nog twee zusjes. Een van zijn zusjes had kinderverlamming, wat in de oorlog een extra zorg was omdat ze vaak met haar naar het ziekenhuis aan de Rijnsburgerweg moesten. En alles gebeurde natuurlijk lopend, want taxi’s waren er niet en zo die er wel zouden zijn, dan kon je die toch niet betalen.

Ook kwam in de oorlogsjaren alles op de schouders van moeder, omdat vader naar Duitsland was vertrokken. Gerard heeft het zijn vader lang kwalijk genomen, tot hij besefte dat het in hun geval nodig was omdat zijn vader hier geen werk kon vinden.

Gerard herinnert zich dat zijn moeder onder meer sokken breide voor boeren in de omtrek in ruil voor voedsel. Dat breien moest ze zittend vlak voor de kachel doen, om zo nog enig licht te hebben. Elektriciteit was er namelijk niet, al hebben ze nog geprobeerd om elektriciteit te tappen van een paal voor hun huis.

De honger dreef hen ook naar Lisse. Daar konden ze tulpenbollen krijgen. Die maalde moeder tot een brei en bakte daar dan koekjes van. Desondanks kan Gerard zich nog herinneren hoe hij vaak met honger naar bed ging.

Gevraagd naar zijn angstigste belevenis gedurende de oorlog, vertelt Gerard hoe hij eens op zesjarige leeftijd met een oom voedsel ging halen bij een boer. Omdat het al ver na spertijd was, mochten ze bij de boer blijven slapen in de stal. Maar in die stal liep een paard los, omdat de boer vergeten was om het dier vast te binden. Midden in de nacht werd Gerard wakker. Hij opende zijn ogen en zag vlak boven zich een reusachtig paardenhoofd. Nu nog kan hij bij die herinnering zijn angst verwoorden. Hij is, zegt hij, nooit meer in zijn leven zo geschrokken als toen.

Gerard heeft geen razzia’s in de eigen straat meegemaakt. Maar wel in straten aan de overkant. Hij herinnert zich hoe mannen vluchtten naar de gasbeton fabriek waar nu de Heineken boulevard is gevestigd. De mannen klommen in de pijp die gebruikt werd voor de ontluchting. De Duitsers probeerden de mannen eruit te halen door een vuur te stoken onder de pijp. In Gerards herinnering is hun dat niet gelukt.

Bij diezelfde fabriek lagen ook kolen opgestapeld. Met een oom ging hij er 's nachts op uit om stiekem kolen te halen. Gerard vertelt met ogen die zelfs nu nog twinkelen van plezier hoe ze daar al iemand kolen zagen scheppen in twee zakken. Toen riep zijn oom: “Hallo, wat doen we daar?” De man schrok en rende weg met achterlating van de twee zakken. Gerard en zijn oom hebben toen de twee zakken maar mee naar huis genomen.

Van de bevrijding herinnert Gerard zich dat de bevrijders handgranaten in de Rijn gooiden. De ontploffingen zorgden ervoor dat de vissen naar boven kwamen. Iedereen schepte toen zoveel mogelijk vis en nam dat mee naar huis. Hij weet nog dat ze toen veel snoek en paling hebben gegeten.


Na de oorlog heeft Gerard in zijn vrije tijd zich met enthousiasme bezig gehouden met zijn vele hobby’s. Ook heeft Gerard jaren geholpen met de school en kindertuinen. En aan het eind van ons gesprek laat hij vol trots de foto’s daarvan zien, maar vooral ook de vele kindertekeningen en de oorkondes die hij van verschillende scholen heeft gekregen.

In hoeverre de oorlog Gerard heeft getekend, weet ik niet. Wel weet ik dat hij ondanks al die nare ervaringen van de oorlog zijn gevoel voor humor niet heeft verloren en tot één van de meest aimabele mannen behoort die ik ooit heb gekend.