De Dorpskerk.
De Dorpskerk. Foto: PR

400 jaar Dorpskerk


Geschiedenis van de christelijke godsdienst in Leiderdorp en omgeving

In 2020 vieren we het 400-jarig bestaan van de Dorpskerk. In de serie '400 jaar Dorpskerk' belicht een schrijverscollectief van het Leiderdorps museum en het Comité 400 jaar Dorpskerk de geschiedenis van de christelijke godsdienst in Leiderdorp. De herbouw van de Dorpskerk is een van de hoogtepunten in deze geschiedenis. Deze week aflevering 4.

In de vorige twee afleveringen, verschenen op 29 januari en 18 februari, schetste Youri Poslawsky de prille start van de kerstening van West- en Noord-Nederland en invloed daarop van missionarissen Wolfram en Willibrord. Dit keer staat hij stil bij de rol van Bonifatius en vertelt hij hoe het christelijk geloof langzaam maar zeker terrein won.


De eerste kerken en kloosters

. n In de vroege middeleeuwen drong het christelijke geloof langzaam door in het gebied achter de duinen van de Noordzee. Monniken speelden hierin een belangrijke rol.

Door: Youri Poslawsky

Bonifatius

Bonifatius (672 - 754), speelde een hoofdrol bij het inrichten van de kerkelijke structuren in wat nu Duitsland is. Hierom wordt hij ook wel 'de Apostel der Duitsers' genoemd. Hij zorgde voor de binding van dat gebied met Rome en had een groot aandeel in het vestigen van de basis van de Heilige Stoel. Bonifatius werd zo de architect van het christelijke West-Europa. Hierdoor leverde hij een belangrijke bijdrage aan de culturele eenheid van West-Europa. In 732 werd Bonifatius door paus Gregorius III (? - 741) tot aartsbisschop benoemd.

In 754 voer Bonifatius met een aantal geestelijken en wapenknechten vanuit Mainz via de Rijn naar Friesland. Het was zijn derde en fatale missie naar dat gebied. Daar aangekomen verwoestte hij de nodige heidense plaatsen en afgodsbeelden, hakte heilige bomen om en bouwde met het hout daarvan kerken. De wraak van de vereerde goden na het ontheiligen van deze zaken bleef natuurlijk uit en dat trok velen over de streep, waarop zij het christelijk geloof aannamen.

Op de avond van 4 juni sloeg het gezelschap zijn tenten op aan grens van Westergo en Oostergo. Ook daar werd door Bonifatius gekerstend. Op de morgen van 5 juni kwamen daar echter niet de nieuwe gelovigen, maar overviel een groot aantal vijanden het kamp, woedend over de ontheiligingen. Zij drongen gewapend het kamp binnen. Bonifatius verzamelde zijn schare geestelijken om zich heen en onder het tonen van de heilige relikwieën gebood hij de wapenknechten ogenblikkelijk de strijd te staken met de woorden “Laat af, mannen, van de strijd, houdt op met oorlog voeren, want het ware getuigenis van de Heilige Schrift leert ons, niet kwaad met kwaad te vergelden, maar kwaad met goed.”

Heel lang kon hij dat niet roepen, want al gauw stormden de heidenen op Bonifatius af en lieten zij hun bijlen en zwaarden op hem neerkomen. Het hele gezelschap werd afgeslacht.


Van hout naar steen

In de 9e en 10e eeuw zorgen de invallen van de Vikingen voor een ernstige ontregeling van het maatschappelijke en religieuze leven in Frisia. Toch verrijzen er met hulp van de bisschoppelijke centra en grote Frankische kloosters overal houten kerkjes en kapellen. De eerste kerken in Zuid-Holland, zoals in Vlaardingen en Oegstgeest, waren simpele gebouwtjes van hout en leem, archeologisch amper te onderscheiden van woonhuizen. Meer was ook niet nodig voor een altaar en een aantal gelovigen.

Vanaf de tiende eeuw verrezen steeds meer kerken in steen, meestal op de plaats van eerdere houten kerkjes. De Hollandse kerken vielen onder het bisdom Utrecht. Daar stond dan ook de kathedraal (bisschopskerk). Wel bouwden welvarende Hollandse steden soms jarenlang aan grote prestigieuze kerken. Zo kreeg Dordrecht vanaf 1122 de Onze-Lieve-Vrouwekerk (Grote Kerk) en Delft vanaf 1246 de Sint-Hippolytuskerk (Oude Kerk) en de Nieuwe Kerk in 1396. In Leiden werkte men vanaf 1300 aan de Sint-Pieterskerk en vanaf 1366 aan de Sint-Pancraskerk (Hooglandse Kerk) die op Leiderdorps grondgebied lag.

De grootste kerken in Zuid-Holland kregen de status van ‘kapittelkerk’. Zij werden beheerd door een kapittel, een college van kanunniken (invloedrijke heren). Die kapittels hadden vaak grote macht en aanzienlijke bezittingen.


De eerste parochies

De eerste echte parochies stammen uit de 11e eeuw. Geregeld kerkbezoek voor de gehele bevolking werd toen belangrijk geacht. De werkelijke kerstening (innerlijk, denken en geweten) zonk toen ook pas echt in. Met het werkelijk serieus nemen van het geloof komen ook twijfels aan de officiële geloofsleer. In het begin van de twaalfde eeuw stonden al de eerste ketters op. Zo kreeg de ketter en sekteleider Tanchelm in het diocees Utrecht en in Antwerpen onder leken veel aanhangers met zijn protesten tegen misstanden binnen de clerus, liturgie en kerkelijke belastingen. Hij werd als ketter in 1115 door een priester vermoord.


De eerste kloosters

Pas in de tweede helft van 12e eeuw verrijzen hier de eerste kloosters, wat in vergelijking met andere delen van Europa laat is. Het eerste klooster in Zuid-Holland was de benedictinessenabdij van Rijnsburg, in 1133 gesticht door Petronilla van Saksen (ca. 1082 - 1144), de weduwe van graaf Floris II (1091 - 1122). Het was een klooster uitsluitend voor adellijke vrouwen. Onder bescherming van de graven en gravinnen van Holland werd het de belangrijkste vrouwenabdij van Holland met zeer veel bezittingen. In 1574 werden de gebouwen van de abdij verwoest. Alleen twee torens van de romaanse abdijkerk zijn nog bewaard als deel van de huidige kerk in het centrum van Rijnsburg.

Op het platteland bleef het aantal kloosters altijd klein. In de steden groeide het aantal kloosters wel geleidelijk. Zo lag er net buiten Leiden het mannenklooster Lopsen of Sint-Hiëronymusdal. Het wordt voor het eerst genoemd in 1404. Het klooster was aangesloten bij de Derde Orde van Franciscus (een tertiarissenklooster). Laat in de vijftiende eeuw maakte het de overgang naar de congregatie van Windesheim (Moderne Devotie). Het klooster bleef bij Windesheim tot het in 1526 werd opgeheven. In 1414 werd in Leiden het vrouwenklooster Sint Caecilia gesticht. Het gebouw wordt nu gebruikt door het Museum Boerhaave.

Naast de reguliere kloosterorden met echte monniken of nonnen als leden, ontstonden er in de vijftiende eeuw ook steeds meer lekenorden. Zo waren de begijnen erg populair. Begijnhoven zijn in bijna alle Zuid-Hollandse steden te vinden.

Bonifatius bij Dokkum vermoord. Staalgravure van Johann Wilhelm Kaiser uit 1838-1840 naar tekening van Reinier Craeyvanger. Collectie Rijksmuseum.
Voorbeeld van een vroegmiddeleeuwse kerk: Petruskerk Woldendorp.
Voorbeeld van een vroegmiddeleeuws klooster: Klooster Claercamp (reconstructie Geschiedenis Beleven.nl).