Afbeelding
Foto: PR

400 jaar Dorpskerk

Geschiedenis van de christelijke godsdienst in Leiderdorp en omgeving

In 2020 vieren we het 400-jarig bestaan van de Dorpskerk. In de maandelijkse serie '400 jaar Dorpskerk' belicht een schrijverscollectief van het Leiderdorps museum en het Comité 400-jaar Dorpskerk de geschiedenis van de christelijke godsdienst in Leiderdorp. De herbouw van de dorpskerk is een van de hoogtepunten in deze geschiedenis.

In deze tweede aflevering gaat het over de komst van het christelijk geloof naar de lage landen.


De kerstening: opkomst van het christelijk geloof in West- en Noord-Nederland

. n In de vroege middeleeuwen drong het christelijke geloof langzaam door in het gebied achter de duinen van de Noordzee. De bewoners lieten het geloof in de Germaanse goden langzaam los.

Door: Youri Poslawsky

Het oudste bewijs van christelijk geloof in Nederland is een aantal grafstenen met christelijke symbolen uit de 5e en 6e eeuw, dat in en om de Sint-Servaas basiliek in Maastricht is aangetroffen. De inwoners daar waren toen zeker niet allemaal christenen. Dat blijkt weer uit de vondst op het Maastrichtse Vrijthof van honderden Merovingische graven met niet-christelijke begravingstradities en bijgaven. Tot de 7e eeuw bleef het christendom bovendien beperkt tot de steden. Het platteland was veelal nog ongekerstend. Omstreeks het jaar 500 gaan de Franken, gedwongen door hun koning Chlodovech (Clovis I, ca. 466 - 511), massaal over op het christendom. Vanaf de vroege middeleeuwen tot 1559 behoorde een groot deel van het gebied ten zuiden van de Maas tot het aartsdiakonaat Kempenland. Dat was onderdeel van het bisdom Tongeren-Maastricht-Luik. Vanuit die centra werd waarschijnlijk dit deel van Nederland gekerstend.

Angelsaksische missionarissen

De Frankische heersers wilden de bewoners niet alleen politiek maar ook religieus onderwerpen. Het waren echter niet alleen de Franken die het christelijk geloof preekten in de Lage Landen, zoals de Frankisch missionaris Wolfram. De Friezen zijn vooral gekerstend door Angelsaksische missionarissen, die onder bescherming van de Franken naar de Lage Landen kwamen. Vanaf het einde van de 7e eeuw kwamen uit Engeland en Ierland missionarissen zoals Bonifatius en Willibrord de bewoners van de gebieden ten noorden van de grote rivieren met wisselend succes bekeren. Naast succesvolle predikingen en bekeringen waren er ook mislukkingen. Bij de nog polytheïstische Friese bevolking speelde de voorouderverering een belangrijke rol. Zij stelden zich een hiernamaals voor dat in vorm en organisatie niet wezenlijk anders was dan het gewone leven. Een heilsverwachting met een paradijselijk dodenrijk buiten ruimte en tijd, zoals het christendom, zal men niet gehad hebben. Hoewel de doop bij de overgang van het heidense geloof naar het christendom een duidelijk gemarkeerd moment is, zal het nog lang hebben geduurd eer het maatschappelijke en het individuele gedrag zich ook hadden aangepast aan de nieuwe zeden.

De opmars van het christelijk geloof vorderde langzaam

De Angelsaksische kerstening van de Friezen begon in de 7e eeuw vanuit Utrecht. Het oude geloof (vooral in de Germaanse mythologie) werd ingeruild voor het geloof in het christendom, maar vooral de Friezen hielden stug vast aan hun eigen religie. Onder invloed van de al eerder (onder de Romeinen) gekerstende Franken verbreidde het christendom zich vanuit het zuiden. Het was het een langzaam en moeizaam proces met diverse perioden van terugval naar het oude geloof. Zo moest Willibrord tijdens de Frankische Burgeroorlog (715 - 718) nog vluchten. In 754 werd Bonifatius met zijn medestanders bij Dokkum vermoord. In 782 was er weer een terugval tijdens de opstand van de Friezen en Saksen. De kerstening van de Friezen hield gelijke tred met de uitbreiding van het Frankische Rijk. Vanaf de komst van de eerste Frankische missionarissen rond 600 duurde de kerstening wel zo'n zeshonderd jaar tot aan het begin van de dertiende eeuw. Een cruciale rol werd daarin echter gespeeld door Willibrord en Bonifatius. Willibrord bekeerde velen en Bonifatius verdiepte met zijn prediking het geloof.

Missieactiviteiten

De eerste missieactiviteiten in het Friese gebied ten noorden van de Rijn vonden plaats omstreeks 630. Door de Frankische koning Dagobert (603 - 639) werd toen een kerkje gesticht in de restanten van het Romeinse fort in Utrecht. Rond 650 kwam er een einde aan deze eerste missieactiviteiten. De Friezen verdreven de Franken en er zetelde weer een Friese koning in Utrecht. De kerk in Utrecht werd door de Friezen verwoest. In 678 komt Wilfried (ca. 634 – 709/710), de bisschop van York, aan het hof van de Friese koning Aldgillis (? - ca. 680) in Utrecht. Gedurende een half jaar trekt hij met diens toestemming door het land van de Friezen om te preken. Volgens zijn hagiografie bracht hij velen tot het christelijke geloof. De hofmeier Pepijn van Herstal (ca. 635 - 714) verovert rond 690 weer het Friese rivierengebied rond Utrecht en Dorestad op de Friese koning Radbod.

Karel de Grote

Omstreeks 785 werd door Karel de Grote een strenge wet van kracht voor de Saksen (Capitulatio de partibus Saxoniae), waarbij het cremeren van lijken en het vereren van bronnen, bossen en bomen werden verboden. Uit de periode tussen het eind van de 6e eeuw en de vroege 8e eeuw stammen nog grafvelden met crematies naast de christelijke begravingen. Voorbeelden hiervan werden o.a. in Katwijk, Rijnsburg en Koudekerk gevonden. Door de invloed van de toenemende kerstening in de 8e eeuw raakten de vroegmiddeleeuwse grafvelden steeds meer in onbruik. Men ging steeds meer begraven in de eerste gestichte kerkjes.

Noormannen

De invallen van de Noormannen in de 9e eeuw veroorzaakten een terugslag. De bisschoppen van Utrecht moesten regelmatig voor de dreiging van de Vikingen uitwijken naar Deventer. Het duurt nog zeker tot het jaar 1000, voordat alle heidense inwoners ook daadwerkelijk (te vuur en te zwaard) zijn gekerstend. Vanaf dan zijn de Friese, Germaanse en Saksische religies uitgebannen. Elementen uit die religies werden echter wel overgenomen in de christelijke godsdienst.

                 Wordt vervolgd

Willibrord laat het afgodsbeeld van Wodan op West-Kapelle verbrijzelen in 695, Jacobus Buys, 1783 – 1799. | Beeld: Rijks Museum
Karel de Grote zoals afgebeeld door Pieter Feddes van Harlingen, 1618 – 1620. | Beeld: Rijks Museum