Eikels aan een eikenboom.
Eikels aan een eikenboom.

Deze herfst 3 miljoen kilo eikels!

Een overvloed van 3 miljoen kilo eikels. Nee, niet in Leiderdorp. Maar wel op de Veluwe, daar telt de Vereniging Wildbeheer Veluwe de eikels en beukennootjes.

2019 gaat de boeken in als een redelijk mastjaar. Een goed mastjaar betekent een overvloed aan voedsel in het bos. Eikels zijn heel voedzaam, ze bestaan voor 40 procent uit vet. Wij kunnen ons nauwelijks voorstellen hoe belangrijk die rijke oogst was voor onze voorouders. Want toen graan nog niet bij de mensen bekend was, vormden eikels hun basisvoedsel. Ze maalden het en verwerkten het tot brood. Noord-Amerikaanse indianen geloofden dat Wyot, de eerstgeborene van hemel en aarde, zijn scheppingsarbeid ten behoeve van de mens begon met het planten van de eik.

Eiken groeien langzaam en kunnen heel oud worden. In Europa zijn bomen te vinden die 2.000 jaar oud zijn. In Nederland staan ook een paar echt oude eiken. Eén daarvan is 'De dikke boom' in Laren (Gld), omvang 763 cm, hoogte 25 meter en 450 jaar oud. Deze eik heeft naar schatting 15 tot 20 miljoen eikels geproduceerd. Ook is de eik voor ons eeuwenlang van onschatbaar belang geweest als leverancier van duurzaam hout dat gebruikt werd voor de woning -, en scheepsbouw, voor gereedschap, meubelen en als goed brandhout. Uit de bast (eek) werd looizuur gewonnen, dierenhuiden werden hiermee verduurzaamd tot leer.

In vroeger tijden werden varkens in de herfst los gelaten in het bos zodat zij zich vol konden vreten

aan de eikels. Ze werden 'vetgemast'. Daar komt ons woord vetmesten vandaan.

Tegenwoordig zijn eikels de ideale herfst- en winterkost voor wildzwijnen, gaaien, eekhoorns, muizen en nog meer dieren. Eikels zijn zwaar en vallen direct onder de boom, geen ideale plek voor zaailingen om uit te groeien, maar de dieren bewijzen een wederdienst. Zij leggen voorraadkamers aan, waarvan sommige vergeten worden. Zo krijgen de eikels de kans om te ontkiemen.

Zomer- en wintereiken

Al wandelend in mijn buurtje ben ik ook gaan tellen; niet de eikels maar de eikenbomen. Binnen vijftig meter kwam ik al snel tot minstens dertig; allemaal beladen met eikels. Rondwandelend in het dorp zie ik steeds meer eikenbomen. Hoeveel zouden er eigenlijk staan?

Het zijn allemaal zomereiken met hun grillige bekraste stammen - 'alsof een heks haar nagels langs de stam heeft gehaald' - en takken met de bekende gelobde bladeren. Hun eikels zitten op lange stelen en de bladeren op zeer korte. Twintig jaar geleden legde een boswachter tijdens een kinderwandeling het verschil tussen zomer- en wintereik uit aan de hand van kabouterpijpjes – dat mocht toen nog: In de zomer hebben kabouters behoefte aan een koele neus, dus roken zij pijpjes met lange stelen. Dat is 'onze zomereik'. In de winter willen ze hun neus verwarmen, dus zijn de steeltjes van de pijpjes kort en dat is de wintereik. Die vind je vooral in Zuid Limburg.

Tekst en foto Maddy van Holland