Afbeelding
Foto:

                        Donkere Tijden

Henk en Riet Dietz. Opmerkelijk fitte tachtigers. De een geboren in Amsterdam, de ander in Soest. In 1960 getrouwd en nu al 48 jaar tot volle tevredenheid woonachtig in Leiderdorp.

Jawel … Henk heeft ze Amsterdam zien binnentrekken. Stram marcherende, colonnes Duitse militairen. Hij ziet het voor zich alsof het nog maar gisteren gebeurde. Voorop soldaten op motoren met officieren in de zijspan. Geweren gekruist op schoot, schreeuwend en driftig gebarend dat iedereen binnen moest blijven.

Zijn oudste broer werd eind 1942 te werk gesteld in Duitsland, in Kiel. Het was een harde tijd, waarin ook de onzekerheid over diens lot knaagde aan het gezin. Maar hij heeft gelukkig de oorlog overleefd. Van zijn andere broer herinnert hij zich hoe die zich aan de tewerkstelling in Duitsland probeerde te onttrekken door zijn lichaam met een vies, olieachtig goedje in te smeren en aldus voor te wenden dat hij schurft had. De Duitsers waren als de dood voor hun onbekende ziekten. Toen hij uiteindelijk toch op transport werd gesteld, lukte het hem om uit de trein te springen en onder te duiken.

Ook staat Henk nog altijd bij dat zowel zijn vader als zijn moeder geregeld zogeheten hongertochten maakten om voedsel bij boeren te bedelen. De tochten gingen meestal richting Lunteren. Lange, vaak ijskoude fietstochten waren het. Soms, als ze geluk hadden, kwamen ze terug met bijvoorbeeld een zak aardappelen op de bagagedrager. Ook voor Riet is dit een maar al te bekende episode uit die donkere jaren.

Helder staat Henk nog voor de geest hoe hij eind 1944 naar Friesland ging om daar ondergebracht te worden op een boerderij, om zo de knagende honger te ontvluchten. Per boot werd dan het IJsselmeer overgestoken. Zo'n tocht werd uitgevoerd in volstrekte duisternis. Het moest doodstil zijn. Overvliegende Engelse bommenwerpers konden immers niet bevroeden wat voor schepen daar onder hen voeren. Zouden ze zo'n schip in het vizier krijgen, dan werd er onmiddellijk gebombardeerd of op z'n minst geschoten. Als hij het vertelt, komen de angsten, de emoties van toen weer naar boven.

Ook bij Riet komen de herinneringen als vanzelf weer boven. Toen ze 8 jaar was verhuisde haar gezin naar Den Helder. Maar toen brak de oorlog uit en in Den Helder werd een deel van de Duitse oorlogsvloot gemeerd. Dat bleef natuurlijk niet onopgemerkt door de Engelsen die prompt reageerden met bombardementen. Zeker voor een klein meisje als Riet toen was, waren het buitengewoon angstige tijden.

Toen het op een gegeven moment teveel werd voor het gezin, besloten ze Den Helder te ontvluchten. Met paard en wagen, met alles wat ze toen nog bezaten, ontvluchtte het gezin met acht kinderen Den Helder. Zonder duidelijk doel. Ze wisten alleen dat ze weg moesten uit die gevaarlijke stad.

Ze kwamen uit in 't Zand, maar hadden daarmee natuurlijk nog geen onderdak. De kerk bood uitkomst. Naast de kerk was een zustershuis, dat voor een groot deel leeg stond. Er werden in dat huis al enkele gezinnen opgevangen, maar zij konden er nog wel bij. Zij bivakkeerden op de zolder van het huis. Voor een zo groot gezin was de ruimte natuurlijk beperkt. Daarnaast was ook de verwarming voelbaar een probleem. Gelukkig hadden ze een oud kacheltje mee kunnen nemen waarmee ze die zolder beperkt konden verwarmen. En, ook belangrijk, ze konden er hun karige maaltijden op koken.

Het is lang geleden, maar zoals een Engels gezegde luidt: When you grow old, more and more the ghosts of your past will haunt you. Maar Henk en Riet kunnen het opzij zetten en ze leven duidelijk in het nu. Ze zijn blij met elkaar en met hun kinderen en kleinkinderen. En, wat tijdens de gesprekken opvalt, het gevoel voor humor heeft hen niet verlaten.


         Liefde ontlook in Auschwitz

Hans en Noëmi Beckman-Trpin, ontmoetten elkaar op 6 juni 1944 toen ze gevangen zaten in Auschwitz. Ze zagen elkaar slechts tien minuten maar hij was meteen helemaal weg van haar. Na de oorlog trouwden ze en in 1959 kwamen ze in Leiderdorp wonen. Een paar met een bijzonder levensverhaal, dat landelijk bekendheid heeft gekregen dankzij historicus, schrijver en verteller Timo Waarsenburg. Op grond van een aantal interviews die hij had met de in 2011 overleden Hans Beckman maakte hij een vertelling voor het Bevrijdingsfestival van 2017 in Den Haag. Sindsdien voert hij zijn voorstelling met de titel 'In oorlog en liefde' door het hele land op, in theaters, scholen en buurthuizen. Maandagavond 23 april stond hij in het theater van het Visser 't Hooft Lyceum in Leiden. Noëmi Beckman-Trpin (94) was daarbij aanwezig. Willemien Timmers sprak met haar.

"Het leven in Auschwitz, waar Hans en ik elkaar ontmoet hebben, is nergens mee te vergelijken. Het is als leven op een andere planeet", vertelt Noëmi Beckman-Trpin. De innemende Leiderdorpse praatte veel met haar man over de donkere jaren van de oorlog. "We hadden maar een half woord nodig om elkaar te begrijpen."

Noëmi Trpin was een Sloveense rechtenstudente toen de oorlog uitbrak. Ze werd geboren in een deel van Italië dat later bij Joegoslavië zou horen. In haar woonplaats Ljubljana werd zij beschuldigd van communistische bezigheden. "Blijkbaar dachten ze dat ik heel belangrijk was. Tussen de bejaarde Griekse Joden werd ik begin februari 1944 zonder proces afgevoerd naar Auschwitz. In die tijd wist ik maar weinig van alle ellende die de Duitsers veroorzaakten. Ik wist alleen van Dachau, en was dus opgelucht toen ik hoorde dat de trein niet daar heen reed, maar naar Auschwitz ging. Achteraf niet voor te stellen. Als ik mijn ogen sluit, zie ik het allemaal nog zó voor me.

Bij aankomst werden de gevangenen geselecteerd. Ik stond in de rij voor wat later de gaskamer bleek te zijn. We moesten allemaal zwijgen, maar toen een bewaker het met een ander had over ons als Joden, riep ik 'maar ik ben helemaal geen Jood!'. Dat bleek mijn redding te zijn, want ik werd uit de groep geplukt en naar Birkenau gebracht. Daar sliep ik op houten planken tussen de Polen en de Russen die ik niet verstond. Gelukkig werd daar een andere Sloveense studente binnengebracht. Met haar kon ik praten. Zij werd mijn vriendin, en we hebben nog steeds contact."

Vijf kilometer van Birkenau lag Rajsko, een ander sub-kamp van Auschwitz. In deze 'tuinderij' verbleven van juni 1944 tot januari 1945 ongeveer 300 vrouwelijke gevangenen.

"Als gevangene was het zaak om steeds een beter baantje te vinden. Dus toen er gevraagd werd wie er verstand had van chemie, stak ik mijn hand op. Voordat ik aan rechten begon, had ik kort farmacie gestudeerd, dus ik greep de kans aan. Samen met mijn vriendin mochten we in Rajsko ('het paradijs') beginnen. Wat een verschil was dat met 'de hel op aarde' Birkenau. We hadden er zelfs tafels en stoelen, en het werk, het op kweek zetten van planten waarvan men hoopte dat er rubber uit de wortels gewonnen kon worden, was beter.

Ik herinner me dat we van Birkenau naar Rajsko liepen, en een begrafenisstoet tegenkwamen. Een echte begrafenis. Ik was er diep van onder de indruk, omdat in Birkenau geen aandacht was voor personen die stierven. Die vormden slechts stapels lijken."

Op D-day, 6 juni 1944, bezocht gevangene Hans Beckman als monteur de kassencomplexen van Rajsko waar Noëmi werkte. Hij kwam een kapotte ketel repareren, maar was niet bevoegd om met vrouwelijke gevangenen te praten. Zijn oog viel op de schone Zuid-Europese, en was op slag verliefd.

"Op die dag hebben we elkaar maar tien minuten ontmoet. Ondanks onze verschillende achtergronden konden we gelukkig in het Frans met elkaar communiceren. Geloof het of niet, maar hij nam afscheid met de woorden: 'Als de oorlog voorbij is, en wij zijn vrij, dan ga ik met je trouwen."

De twee geliefden zien elkaar– weer heel kort - een tweede maal. Dan krijgt Hans de waarschuwing: 'Als je hier nog eenmaal binnenkomt, ga je door de schoorsteen naar buiten'.

Lees verder op pagina 5.

Afbeelding