Kievitsbloem
Kievitsbloem Foto: Johan Kranenburg

De natte en de droge weide

Zo'n beetje midden in de Heemtuin liggen twee weides, een natte en een droge. Ze geven een beeld van hoe weiden er vroeger uitzagen. Er was toen alleen sprake van natuurlijke bemesting en de grassoorten die in de weilanden voorkwamen waren zeer divers. De bestrijding van ongewenste planten werd over het algemeen handmatig aangepakt.

Als we over de ons omringende weilanden iets zeggen, moeten we wel bedenken dat de invloed van de mens op de vorm en begroeiing heel groot is geweest, en nog steeds is. Men zegt wel dat God de wereld heeft geschapen en de mens Holland. Denk maar eens aan de inpolderingen vanaf het jaar 1000 met de noodzakelijke waterbeheersing en het afgraven van veen voor turfwinning. Maar ook aan de schaalvergroting die plaats gevonden heeft na de Tweede Wereldoorlog om de honger te lijf te gaan, mogelijk gemaakt door de mechanisatie, het gebruik van kunstmest en chemische bestrijdingsmiddelen. Vooral deze activiteiten hebben ervoor gezorgd dat we veel agrarische producten momenteel in overvloed produceren.

Het bordje bij de eerste weide zegt onder meer: 'Drassig grasland; bloemrijk; wordt laat in het jaar gemaaid'. In zo´n natte weide, waarbij het grondwaterpeil zo hoog is dat in natte tijden zoals de herfst en de winter de grond onder water staat, zal men andere planten tegenkomen dan in de droge weide. Deze weide staat bijvoorbeeld vol met de Grote pimpernel, de Poelruit, Moerasspirea, Mos, Penningkruid, Padderus en Blauwe zegge. Hier vindt men nauwelijks grassoorten. Dit soort weilanden zijn bijna niet meer te vinden.

Als het talud aan de randen omhoog loopt zien we direct een veranderende begroeiing. Dit fenomeen is vooral duidelijk te zien aan de kant waar de knotwilgen de grens vormen naar het water.

In de hoger gelegen weide, met onder meer de informatie 'Bloemrijk grasland. Voor de komst van de kunstmest waren deze kruidenrijke graslanden kenmerkend voor deze streek', vinden we Pinksterbloem, Beemdkroon, Paardenbloem, Veldzuring, Gulden boterbloem, veel Padderus , Knolsteenbreek, Smalbladige weegbree - ook wel ezelsoortje genoemd - en wellicht ook nog Kievitsbloemen. Deze laatste bloem wordt graag gegeten door het oranje Leliehaantje. We hebben in deze weide te maken met een grotere variatie in de plantengroei. Bij het omhoog lopen van het talud is de paarsgekleurde Hondsdraf duidelijk aanwezig. Als grassoorten vinden we het Reukgras - het gras dat het hooi vroeger een lichte caramelgeur bezorgde - en de Witbol die ook wel pyjamagras genoemd wordt omdat de voet van de grasstengel omgeven is met een wit-rood gestreept omhulsel dat doet denken aan de vroeger zo bekende stof waar pyjama's van werden gemaakt. Over grassen (granen) kan nog gezegd worden dat zij de hoofdbron van onze voeding vormen

Om in de Heemtuin het beeld van de verschillende weidevormen met hun begroeiing te behouden, is 'ouderwets' onderhoud een voorwaarde. Mest- en maaibeleid worden zo veel mogelijk op de werkwijze van vroeger afgestemd. Er wordt rekening gehouden met het aantal malen dat gemaaid werd (de natte weide éénmaal in het najaar, de droge weide vaak tweemaal, in de zomer en zo mogelijk nog een keer in het najaar). Ook worden verschillende delen verschillend bemest, net als vroeger toen de weidegrond dichtbij de boerderij meer 'ruige mest' kreeg dan het land dat verder weg lag.

                        KRAK                                                                                                                                

De droge weide, met een weelde aan veldbloemen. | Foto: J.P. Kranenburg
Afbeelding