Afbeelding
Foto: PR

Leiderdorpse schoolmeesters in de zeventiende eeuw

In de 17e eeuw had de kerk nog een belangrijke stem in de organisatie van en controle op het onderwijs. Het zijn de notulen van de Leiderdorpse kerkenraad die ons een bescheiden inkijkje geven in een aantal aspecten daarvan. Een tijd waarin onderwijzers niet alleen een onderwijstaak hadden, maar ook de functie van voorzanger en koster in de kerk. En ook toen werden onderwijzers al slecht betaald.

De verkiesinge

Nadat in 1634 meester Isaac Gerritsen van Geer alsoo door den slaanden handt Godts deeser werelt was overleeden, werd hij opgevolgd door Pieter Trigalijns. Voordat hij werd aangesteld moest hij eerst de kerkenraad overtuigen van sijn godtsaligheit en bequaamheijt tot het schoolampt. Tien jaar later worden we beter geinformeerd over de sollicitatieprocedure, de verkiesinge. De kerkenraad kreeg van de ambachtsheer, via het Gerecht (schout en schepenen van het ambacht), toestemming om naar een andere schoolmeester om te zien. Vervolgens werden er drie schoolmeesters uitgenodigd die ter plekke hun gave in singen ende leesen moesten laten horen. Met zingen werd het voorzingen in de kerk bedoeld. Van hun schrijfkunst moesten zij een voorbeeld inleveren (zie het fragment hieronder). De drie sollicitanten, Johannes La Gaar, Daniel van Ackeren en Abraham Pieterse kwamen naar Leiderdorp om hun kunnen te demonstreren. Pieterse, meester tot Moordrecht, vroeg de kerkenraad of hij een ander mogt brengen die voor hem singen soude. De kerkenraad zag niets in deze opsplitsing van taken en Pieterse trok zich daarna terug. Het schrift van van Ackeren werd beoordeeld als soo goet niet sijnde, maar hem werd wel vergund op de biddagh (woensdag) zijn gave in het zingen in de kerk te laten horen. Nadat de twee sollicitanten hun gaven hadden laten zien en horen viel de keuze op Johannes La Gaar. De kerkenraad liet dit weten aan het Gerecht waarna men gezamenlijk de ambachtsheer om goedkeuring verzocht. Die dus de laatste stem had.

Bijverdienen

In 1642 blijkt hoe de onderwijzer zich door bijverdiensten financieel het hoofd boven water probeerde te houden. Meester Gillis Borgie moest voor de kerkenraad verschijnen omdat Jacob Moraal, een oude man, had geklaagd dat Borgie aan de schoolkinderen boeken, papier en pennen verkocht. Moraal zag dit als zijn privilege dat volgens hem voor de welvaert van sijn huijsgesin zorgde. De kerkenraad vroeg Borgie of hij hiermee wilde stoppen. De schoolmeester was dit niet van plan en vroeg of het hem verboden werd. Nee, dat niet , maar hij werd wel ernstelijk vermaent.

Ergernisse

In 1694 waren er klachten gekomen over meester Isaac Pater. Het was zijn taak om ook de kinderen waarvan de ouders van den armen onderhouden wierden voor niet te leesen. Hij moest ze dus zonder betaling toch leren lezen, want daar kreeg hij nou eenmaal zijn tractement voor. De tweede klacht was veel ernstiger want hiermee had hij ergernis gegeven in de gemeente. Pater had met sijn wijf tot diep in de nacht drank gedronken en had zo zijn onderwijstaken niet behoorlijk waargenomen. De kerkenraad besloot hem deelname aan het Avondmaal te ontzeggen en bij verdere klachten te klagen bij de ambachtsheer. Tot nu toe hadden ze hem gespaard om wille van zijn vrouw en kinderen. De schoolmeester was kennelijk nog jong toen hij in dienst trad, want hij overleed pas 40 jaar later en had altijd als schoolmeester gewerkt.

Van het onderwijs in het Leiderdorp van de 17e eeuw krijgen we slechts een zeer beperkt beeld. Pas eind 18e eeuw is er veel meer regelgeving over het onderwijs en controle op de uitoefening er van.

Edward Sodderland, historicus

Bron: ELO, 0800, inv.nr. 76