Kleine mantelmeeuw van een maand oud, in de puber-leeftijd.
Kleine mantelmeeuw van een maand oud, in de puber-leeftijd. Foto: Corrie van der Laan

Mensen zijn net...

Op een zwoele zomeravond probeer ik op zeven hoog de krant te lezen, terwijl de zon aan de korenblauwe hemel daalt. De buren leiden me af. Ze doen me denken aan mijn buren in de Amsterdamse Jordaan van voor de yuppen. Zomers riepen ze dag en nacht vanaf hun balkon naar hun kinderen en buren, wisselden nieuwtjes uit, foeterden of borrelden luidkeels.

Twee kleine mantelmeeuwen kijken vanaf de hoek van het dak hooghartig op mij neer en vervolgen hun geknuffel. Zij torent boven hem uit, de witte kop en borst fier vooruit. Zittend aan haar gele voeten, kroelt hij zachte zwoele klanken. Soms gooien ze beiden hun kop in de nek en roepen met opengesperde bek, waarna ze teder tegen elkaars gele snavel strijken en zachte geluiden grommen. Waar hebben ze het over? Hebben ze verdriet over het verlies van hun twee eieren die een maand geleden zijn weggehaald? Of zijn ze blij dat ze rustig de tijd hebben?

Op het lagere platte dak is een ander stel dag en nacht in touw om hun pluizenbollen te beschermen en te voeden. Ik zie hoe ze liefdevol hun tweeling verzorgen. De kleintjes hobbelen zachtjes piepend naar ma die met een volle krop landt. Geduldig bukt ze en de kleintjes strijken en tikken tegen de rode vlek op de snavel tot ze het voedsel uitbraakt wat de bolletjes naar binnen schrokken. Ma gaat alert op een schoorsteen zitten en bewaakt haar kroost. Niet alleen de ekster wordt weggejaagd, ook soortgenoten mogen niet dichtbij komen. Overvliegende buren vertellen luidkeels de laatste nieuwtjes. Pa vliegt op voor een nieuwe voedselvlucht, soms wel 100 kilometer naar een visrijk stukje Noordzee of soms een markt.

Vorig jaar verstopten mijn directe buren succesvol hun nest. Was ik te vertrouwen? Met priemende ogen liepen de grote vogels, op de rand van het balkon, dreigend op me af. Toen ik niet naar binnen verdween, vlogen ze een aantal keren in duikvlucht op me af om een meter voor me over me heen te scheren. Ook ik stond fier rechtop met de borst vooruit en riep dat dit míjn balkon was en dat zij daarnaast woonden. De volgende dag liepen ze weer dreigend op me af en ik antwoordde op dezelfde manier. Schijnbaar ben ik goed gekeurd, want na deze bijzondere kennismaking zijn we vrienden geworden, net als dit jaar. Vorig jaar groeide het jong op terwijl ik er pal naast mijn avondmaal at. Nooit heb ik ze eten gegeven en nooit hebben ze geprobeerd mijn eten te pakken, noch hebben ze me aangevallen.

Het geluid van de snelweg lijkt op de branding van de zee, slechts 10 kilometer van hier. Ik sluit mijn ogen en luister naar de zeegeluiden en haar vogels.

Wat lijken mensen op meeuwen: zorgzame ouders, slim, intelligent, die wonen, werken en eten waar het veilig is, hun buren respecteren, feestjes bouwen, roddels uitwisselen en soms luidruchtig zijn.

De avondhemel kleurt rood van de stofdeeltjes die de mensen de atmosfeer in gooien. Iedere tien minuten vliegt een vliegtuig brommend over. Ik word gestoken door een mug als de schemering inzet. Ja, wat heb ik een hekel aan muggen. Of is het beter om eens het wonder van de mug te observeren…?

         Tekst en foto: Els Baars