De koolmees is nu al te horen. | Foto: Saxifraga-Luc Hoogenstein
De koolmees is nu al te horen. | Foto: Saxifraga-Luc Hoogenstein Foto: PR Luc Hoogenstein

De koolmees en het vroege voorjaar

Column Leiderdorp Natuurlijk

Vandaag - 1 maart - begint het meteorologisch voorjaar. Je zou het niet gedacht hebben, maar toch was er vorige week tussen het natuurgeweld, het razen van de wind, de kou en de slagregens al een voorbode van dat voorjaar, namelijk het kwinkeleren van vogels. En niet één maar meerdere. Ik hoorde de groenling, de koolmees, de pimpelmees en de heggemus.

Tekst: Maddy van Holland

De koolmees heeft nu even mijn voorliefde, want zodra in januari - zelfs in december - de zon schijnt hoor ik hem uitbundig zingen, en dan als enige! Spontaan krijg ik voorjaarskriebels.

De koolmees heeft feitelijk maar twee noten op zijn zang waarmee hij een verrassend aantal - wel zestig beweren sommigen - verschillende motieven weet te verzinnen. Niets is zo moeilijk als het beschrijven van vogelzang of het moet het herkennen van vogelzang zijn. Het meest voorkomende en herkenbare liedje van een koolmees klinkt wat metalig en heeft tweetonige fluitgeluidjes. Duidelijk een fietspomp. Toch kan ik u aanraden uw eigen ezelsbruggetjes te maken als u vogelzang wilt leren herkennen. Mocht u desondanks een vogelgeluid horen dat aan de fietspomp doet denken – tietiepu of titu-titu-titu - en u ziet een vogel met een blauwzwarte kop, witte wangen, een zwarte kin waarbij het zwart als een streep doorloopt over de gele buik, dan moet het een koolmees zijn. Is de streep smal, dan heeft u een vrouwtje in het vizier. Is de streep duidelijk breed dan betreft het een heer. Zijn rug is groen, de vleugels grijsblauw met een witte vleugelbaan en de staart is ook grijsblauw met een witte rand. U ziet het, de koolmees en zijn gezang zijn niet moeilijk te herkennen.

Koolmezen zijn oorspronkelijk bosvogels en komen daar – nog steeds - het meest voor. Maar zij zijn ook te vinden in bosjes, stadsparken en tuinen, zolang er maar nestgelegenheid en voedsel voorhanden zijn. Ze houden ervan om in boomholtes te broeden, maar een nestkast of schuurtje voldoen ook. Ik had ooit een nog niet opgehangen nestkastje op de grond weggezet naast mijn schuurtje. Tot mijn verrassing werd zelfs dit kastje uitgekozen om te broeden. Naast een nestkastje zijn bomen, wat struiken in de naaste omgeving, een pindaketting, zaadsilo of vetbol in uw tuin of op uw balkon nodig om bijna gegarandeerd koolmezen te lokken. Zorg er wel voor dat katten niet bij de nestkasten kunnen komen.

Vanaf eind april begint de koolmees te broeden. Hij heeft één of twee legsels per jaar met elk acht tot dertien eieren, de broedduur is dertien tot vijftien dagen. Jongen zitten achttien tot eenentwintig dagen op het nest. Nadat ze zijn uitgevlogen, worden de jongen nog twee à drie weken gevoerd.

Ik kan iedere moestuinder of fruitteler aanraden nestkastjes op te hangen want koolmezen zijn voortreffelijke rupsenpikkers. Tijdens de broedperiode kan één paartje ruim negenduizend rupsen aan de jongen voeren. Daarnaast eten de ouders zelf ook nog eens zo'n hoeveelheid rupsen en andere kleine insecten. Een betere gewasbescherming krijg je niet!

Leiderdorp Natuurlijk is een rubriek van zes actieve gidsen van natuurorganisatie IVN. Zij volgen het planten- en dierenleven in Leiderdorp door het jaar heen en berichten daarover om de week in deze krant. 

Uit de krant