Van links naar rechts: tongvaren, muurvaren, sporenvormende orgaantjes op kopjesbekermos (achtergrond)
Van links naar rechts: tongvaren, muurvaren, sporenvormende orgaantjes op kopjesbekermos (achtergrond) Foto: Picasa

Leiderdorp Natuurlijk: Leven tegen de klippen op!

Algemeen

Er was een tijd, zo’n 400 miljoen jaar geleden, dat er nog geen bloeiende en zaadvormende planten op aarde waren. Wél was het de bloeiperiode van mossen, korstmossen, paardenstaarten  en varens. Deze levensvormen kennen een verspreiding via sporen. Bestuivende insecten hebben ze niet nodig.

Als je goed kijkt, kun je op enkele bakstenen muurtjes en pilaren langs een watertje in Voorhof nakomelingen zien van deze ‘oude’ sporenvormende organismes. Ze zijn er nog: bestand tegen de barre omstandigheden waar zaadvormende planten het laten afweten, bedekken korstmossen nog altijd zo’n zeven procent van het aardoppervlak. Wanneer vocht schaars is, drogen ze volledig uit en gaan in een soort winterslaap. Bij het eerste druppeltje vocht leven ze weer op. In het hoge noorden leven de rendieren van korstmossen (rendiermos) die ze onder de sneeuw vandaan krabben. Zie voor meer informatie over korstmossen het stukje van Ton in het Leiderdorps Weekblad van 19 januari jl.

Hier gaat het waarschijnlijk om het veel voorkomende kopjes-bekermos (Cladonia fimbriata), dat met zijn minuscule bokaaltjes graag proost met de zon. Met een loep is het mogelijk de donkere puntjes van sporenvormende orgaantjes te zien op de bekerranden. Hoe minuscuul ook, nóg kleinere levensvormen als springstaarten en mijten gebruiken korstmossen, waarvan wereldwijd zo’n 20.000 soorten  voorkomen, om te schuilen. Voor staartmezen vormen ze geliefd nestmateriaal.

Zijn vooral oude muren bekend om dergelijke begroeiing, toch kunnen ook in nieuwbouwwijken bakstenen muren, na zo’n veertig jaar verwering door regen en wind, gastvrij genoeg zijn voor mossen, korstmossen én varens. Vooral op de hoge pilaar langs de Voorhoflaan groeien muurvarens (Asplenium ruta-muraria) en een enkele tongvaren (Asplenium scolopendrium). 

Van nature thuis tussen rotsspleten , is de kalkminnende muurvaren één van de eerste sporenplanten die muren kan koloniseren. Ook de tongvaren is een rotsbewoner die in een stedelijke omgeving op verweerde muren zijn kans schoon ziet. De sporen bevinden zich aan de onderkant van de bladeren van varens die oud genoeg zijn: hier wel bij de muurvarens, nog niet bij de tongvarens. 

Zoals alle varens, zijn deze exemplaren voortgekomen uit een door de wind aangevoerde spore die, als enige van zeer vele, precies op de juiste plek terecht is gekomen. Als de omstandigheden vochtig genoeg zijn, groeit uit de spore eerst een voorkiem, die eruit ziet als een heel klein, plat op de ondergrond liggend blaadje. Hierop bevinden zich de eigenlijke voortplantingsorganen. Als het vochtig genoeg is kunnen de mannelijke zaadcellen naar de vrouwelijke eitjes zwemmen en vindt bevruchting plaats. Dan groeien uit de voorkiem worteltjes en een eerste klein varenblad. En dan is het groeien geblazen!

Tekst en foto: Tineke Sommeling

Uit de krant