Meerkoet.
Meerkoet. Foto: Femke Montagne

Succesvolle globetrotter

Algemeen Leiderdorp Natuurlijk

ZES ACTIEVE GIDSEN VAN NATUURORGANISATIE IVN VOLGEN HET PLANTEN- EN DIERENLEVEN IN LEIDERDORP. OM DE WEEK SCHRIJVEN ZIJ IN DEZE RUBRIEK OVER HUN BEVINDINGEN.

Ze zijn zwart, bolrond, hebben een witte vlek op hebben hun kop en vliegen moeizaam op. Wie kent ze niet? We komen ze in het hele land tegen, op grote en kleine plassen, sloten, kanalen, parken en zelfs in stadsgrachten. De meerkoet natuurlijk! Niet te verwarren met het waterhoen, want die heeft een opvallende rode snavel en is veel schuwer.


Kampioen aanpasser

Veel vogelsoorten nemen in schrikbarend tempo in aantal af, maar de meerkoet is juist de afgelopen decennia in aantal toegenomen. De soort heeft zich zelfs over grote delen van de wereld weten te verspreiden. Opvallend is dat hij zich zo makkelijk aanpast aan de plaatselijke omstandigheden en zijn schuwheid heeft afgelegd. Op de meest onwaarschijnlijke plekken weten ze tot broeden te komen en ze profiteren van door mensen achtergelaten voedsel.


Slimme strategie

Wat maakt de meerkoet zo succesvol? Een belangrijke eigenschap is dat meerkoeten zich niet laten wegdrukken door de mens die steeds meer ruimte opeist. In het verdedigen van hun territorium zijn ze ongekend fel en zelfs grotere vogels weten ze met agressieve uitvallen te verjagen. Toch zijn ze ook in staat hun agressie te beteugelen als ze, zoals in de laatste strenge vorstweek, gedwongen zijn met veel andere meerkoeten naar een wak te verhuizen. Wanneer je ze in het water onhandig ziet opfladderen met hun korte, ronde vleugels, kun je je moeilijk voorstellen dat ze toch uitstekend kunnen vliegen. Dat doen ze vooral ‘s nachts en daarbij kunnen ze grote afstanden kunnen afleggen. Dat verklaart mede hun enorme verspreidingsgebied. De meerkoe-

ten die we in de winter om ons heen zien komen voor een deel uit Rusland tot aan het zuiden van Zweden. Onze ‘eigen’ meerkoeten trekken voor de helft naar het zuiden en de andere helft blijft in Nederland. Heel slim, want als de ene strategie een keer slecht uitpakt, kan de andere wel voldoende kansen bieden.


De noodzaak van eiwitten

Voor hun nesten gebruiken meerkoeten behalve takken ook zwerfafval dat op het water en op de oever is te vinden. Het voedsel dat de jongen de eerste tien dagen krijgen is bepalend voor hun overlevingskansen. Daarbij krijgen de jongen naast draadalgen, kranswieren, en water- en oeverplanten ook schelpdieren, insecten, larven van kokerjuffers, Amerikaanse rivierkreeften en soms zelfs kikkers en muizen. Schelpdieren, met name driehoeksmosselen, worden in hun geheel doorgeslikt, waarna hun sterke maag de schelp kraakt. Ze worden opgedoken van de bodem, zo nodig tot ruim zes meter diep. Juist de dierlijke eiwitten zijn van groot belang voor opgroeiende jongen en die zijn vooral beschikbaar in het vroege voorjaar. Later nestelen betekent minder broedsucces.


Broedparasitisme

Meerkoetenvrouwtjes presteren het om ongemerkt een of meerdere eieren in het nest van een ander vrouwtje te leggen. Dit wordt ook wel broedparasitisme genoemd, zoals we dat kennen van de koekoek, al houdt de meerkoet zich wel bij zijn eigen soort. Eenmaal uit het ei dreigen er vele gevaren zoals snoeken, roofvogels, honden, katten en het verkeer. Driekwart van de jongen overleeft de eerste winter niet. Toch zijn er meerkoeten gemeld die tien jaar oud en zelfs nog ouder zijn geworden.

Het zit meerkoeten niet altijd mee, maar ze hanteren een ijzersterke overlevingsformule.

Tekst: Edward Sodderland

Uit de krant